Chanson d’automne is de eerste tekst van Paul Verlaine die door Diepenbrock is gecomponeerd. In de loop der jaren zouden er nog acht volgen, waaruit blijkt dat onder de moderne Franse dichters Verlaine degene was tot wiens werk Diepenbrock zich het meest aangetrokken voelde. Tegenover Charles Smulders, de Belgische componist met wie hij bevriend was en veel over het vak van gedachten wisselde, karakteriseerde Diepenbrock Verlaines dichtkunst in een brief van 10 november 1898 als volgt: Cette poésie [...] exige une certaine monotonie par laquelle se traduit une langueur, ou bien une passion ardente et profonde mais continue.
(BD III:81)
Diepenbrocks belangstelling voor Verlaine dateert al van zijn studententijd. Aan te nemen is dat de in 1884 verschenen bundels Les poètes maudits (met gedichten van Verlaine, Corbière, Rimbaud en Mallarmé) en Poèmes saturniens (louter Verlaine) in zijn Amsterdamse vriendenkring intensief werden besproken. Toen Verlaine tijdens zijn 14-daags bezoek aan Nederland op 7 november 1892 een lezing hield in Amsterdam, bevond Diepenbrock zich onder zijn gehoor. Het was ook met gretige nieuwsgierigheid dat Diepenbrock bij zijn vrienden informeerde naar de bijeenkomst in Den Haag waar Verlaine andermaal sprak. Verlaines verslag, gepubliceerd onder de titel Quinze jours en Hollande, las hij in september 1893 met plezier; hij noemde het aardig en dun
. (BD II:19)
Vier jaar later, op 8 september 1897, componeerde Diepenbrock zijn Chanson d’automne. Dit werk schreef hij voor het Amsterdamsch Vocaal Kwartet, bestaande uit Aaltje Noordewier-Reddingius, Cato Loman, Johan Rogmans en Johannes Messchaert, daags nadat hij een repetitie had meegemaakt. Dit kwartet had namelijk zijn Dämmerung (RC 7) en het Vijftiende-eeuwsch bruyloftlied (RC 10) op het programma staan van hun (tweede) concerttournee langs 26 steden verspreid over heel Nederland. Bij de concerten in Dordrecht (9 september), Amsterdam (9 oktober) en Zaandam (31 oktober) was Diepenbrock aanwezig en genoot hij van uitstekende uitvoeringen van zijn twee stukken. Helaas hield het Amsterdamsch Vocaal Kwartet na deze tournee, wegens een onderling conflict, op te bestaan.
Het duurde bijna twee decennia alvorens de leider van een professioneel vocaal ensemble, Sem Dresden, Chanson d’automne op het programma zou zetten. Diepenbrock was zeer gecharmeerd van de “prachtige uitvoering” door de Madrigaal-Vereeniging op 24 oktober 1916 in het Amsterdamse Concertgebouw. (BD IX:177)
Diepenbrocks Chanson d’automne is met zijn geserreerde omvang van 25 maten een muzikaal kleinood waarin de sfeer van zwaarmoedigheid en troosteloosheid die uit Verlaines kortregelig gedicht opdoemt, trefzeker is weergegeven door middel van een elegische melodie en een fijnzinnige harmoniek, met dikwijls chromatisch bewegende middenstemmen. Opvallend zijn de rust in de eerste maat van de tenorpartij, een uitbeelding van “sanglots”, en het even aanstippen van Fis-groot bij de woorden “je me souviens” in m. 13.
Ton Braas