Jesu dulcis memoria is het tweede werk dat Diepenbrock, geïnspireerd door het lezen van Emile Zola’s La faute de l’abbé Mouret, componeerde (zie Ave Maria, RC 23). Het gaat hier om de vijf strofen van de hymne van Bernardus van Clairvaux,1 die in de rooms-katholieke kerk zijn voorgeschreven voor de vespers van het Feest van de Allerheiligste Naam van Jezus.2 Opmerkelijk in Diepenbrocks toonzetting is de omwisseling van de derde en vierde strofe, waarvan de precieze reden nergens in zijn brieven is toegelicht maar die te verklaren zou zijn uit een behoefte aan een bepaalde climaxwerking. Diepenbrock zette de tekst syllabisch en benadrukte de vorm van het gedicht door per strofe van toonsoort te wisselen. Tot en met het begin van de vierde strofe met de tekst “Jesu spes paenitentibus”, waar hij de melodie van de openingsregel “Jesu dulcis memoria” laat terugkeren, is het werk meditatief en ingetogen van karakter. Voorafgegaan door een orgelintermezzo van acht maten met een geleidelijk accelerando leidt de vijfde strofe naar een extatisch slot.
Al vrij snel na het ontstaan werd Jesu dulcis memoria uitgevoerd door de bariton P. van Erven Dorens, voor wie Diepenbrock het werk geschreven had. Het was tijdens het lof op zondagmiddag 13 april 1890 in de Mozes- en Aäronkerk te Amsterdam. Uit de brief die Diepenbrock negen dagen later aan zijn moeder schreef, blijkt dat hij tevreden was met deze première:
Verleden Zondag […] heb ik ’s middags in de Mozes en Aaron de compositie gehoord die ik voor van Erven gemaakt heb. Verheyen had er eerst wel over geprutteld voordat ik er was, dat het zoo moeilijk was voor het orgel, maar hoe meer hij het speelde hoe beter beviel het hem, en eindelijk had hij de ware registers gevonden. Hij speelde het toen met heele zacht vioolstemmen, zooals de nieuwerwetsche orgels zoo mooi hebben. Het was net ruischen van de regen op een Meiavond en van Ervens stem klonk daar heerlijk klaar en puur tusschen door. Zij waren er allebei erg mee ingenomen. Maar ik had het meeste plezier dat dat ding, waar ik een half jaar aan gewerkt had, toch eindelijk zoo was geworden als ik gewild had of eigenlijk nog beter. (BD I:214-215)
Herziening
In februari 1896 herzag Diepenbrock het werk: de orgelpartij werd vervangen door een pianobegeleiding. Diepenbrock vervaardigde hiervoor een nieuw manuscript, A-41(2). De oorspronkelijke autograaf met orgelbegeleiding (hoogstwaarschijnlijk ten geschenke gegeven aan P. van Erven Dorens) is verloren gegaan. Een orgelversie – mogelijk een bewerking van het manuscript A-41(2) – is vastgelegd in semi-autograaf A-80(9), die uit het bezit komt van Gerard Zalsman. Hij heeft het geestelijke lied meermaals uitgevoerd, o.a. op 19 november 1907 met organist Willem Petri (1865-1950) in de Pieterskerk te Utrecht. De nauwgezette notatie van de orgelregistratie en de vele aantekeningen betreffende tempo en dynamiek (waarvan sommige in Diepenbrocks handschrift) in dit manuscript maken het tot een waardevol document inzake de uitvoeringspraktijk van die tijd.
Tijdens Diepenbrocks leven is Jesu dulcis memoria niet in druk verschenen. Dat het werk uit Noskes selectie is verdwenen voor zijn uitgavereeks van 1905, zal dezelfde reden hebben gehad als gold voor het Ave Maria (RC 23).
Robert Spannenberg
1 cf. Heinrich Lausberg Der Hymnus ‘Jesu dulcis memoria’ = Hymnologische und hagiographische Studien Vol. 1 (Munich: Hueber 1967).
2 Raccolta di orazioni e pie opere, per le quali sono state concesse dai Sommi Pontefici le SS. Indulgenze (Rome: Perego-Salvioni 1855).